‘Vox Neerlandica’, muziek en poëzie o.a. uit Hanzesteden

De titel ‘Vox Neerlandica’ is ontleend aan de gelijknamige bundel uit 1995 met koormuziek van Nederlandse componisten. Op het programma staat een aantal werken uit deze koorbundel. Nederland kent een rijke koorcultuur. Vanaf de Middeleeuwen tot op vandaag is er enorm veel koormuziek gecomponeerd. Vooral voor de rooms-katholieke eredienst, maar na de Reformatie (1517) ook voor de protestantse kerkdiensten. We moeten dan denken aan de vele koorzettingen van de 150 psalmen. Het mooiste voorbeeld hiervan is Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621). Sweelinck, geboren in de Hanzestad Deventer, is misschien wel de beroemdste Nederlandse componist. Zijn zetting van Psalm 150 is een prachtig voorbeeld van Barokmuziek, waarin de tekst d.m.v. muziek wordt uitgebeeld. In deel twee worden diverse mu-ziekinstrumenten door middel van de muziek en de stem uitgebeeld. We horen achtereenvolgens: hobo, luit, harp, trom, orgel, doedelzak, en een hommel, een snaarinstrument met bourdontonen zoals bij een doedelzak. Deze retorica treffen we aan bij alle grote componisten uit de Barok, zoals Schütz, Bach, Vivaldi en Händel.
Het concert wordt geopend met het beroemde Pater Noster van Albert de Klerk (1919-1998). Een klein juweeltje. De Klerk, leerling van Hendrik Andriessen, was bekend als organist. Net als Andriessen schreef hij koormuziek voor de diensten in de Sint Josephkerk in Haarlem. Zijn muziek is sterk verwant met de impressionistische muziek van Claude Debussy.
Herman Hollanders (± 1595- ± 1640) was organist van de Grote Kerk in Breda. Er is niet veel over hem bekend. Er zijn twee bundels met rooms-katholieke kerkmuziek bewaard gebleven. O beatum virum Matinum, geschreven voor de feestdag van Sint Maarten, is nauw verwant met de Vlaamse compositiestijl uit de renaissance. We horen lange homofone passages afgewisseld met polyfone delen. De bezetting is voor twee sopraanpartijen, tenor en bas, dus geen altpartij. Het slot op de tekst alleluia klinkt, hoe kan het ook anders, feestelijk.
Johannes Wanning (1537-1603), geboren in de Hanzestad Kampen, is een onbekende componist. Ongeveer honderd werken zijn in druk bewaard gebleven. Hij componeerde voornamelijk meer-stemmige koormuziek waaronder een aantal motetten. Resurrexit Dominus is een kort vijfstemmig polyfoon motet waarin de diverse stemmen elkaar imiteren.
In 1964 componeert Jaap Geraedts (1924-2003) zijn Hemelsch Vader. De tekst is van Constantijn Huygens (1596-1687). Dit motet is het enige werk in dit concert met een (oud) Nederlandse tekst. De compositie van Geraedts kenmerkt zich door laat-romantische harmonieën. Zo nu en dan klinken dissonanten, die vervolgens oplossen. Het hele werk heeft een mystiek karakter en eindigt met een zeer laag klinkend ‘amen’.
Salve Regina van Anton Verheij (1892-1981) is een groot a capella koorwerk. Verheij componeer-de dit werk in 1924. Het is vier- tot achtstemmig en ademt een romantische sfeer met mooie melodische lijnen in alle stemmen van het koor. Kenmerkend is de dynamische variatie. Nu weer verstild, dan weer uitbundig, naar gelang de tekst dat vraagt. Het werk is in de koorwereld tamelijk onbekend, vandaar dat we het graag programmeren.
Hans Tijssen (geb. 1966) uit de Hanzestad Hattem is een collega-componist en -dirigent. Het is altijd fijn om van een collega een werk te kunnen uitvoeren. Zijn Jubilate Deo is een opgewekt koorwerk en is geschreven voor het 10-jarig bestaan van het Vocaal Ensemble Cantabile. Halverwege klinkt een tenorsolo die wordt afgewisseld met koorpassages. Het slot is groots en feestelijk. De begeleiding is officieel voor piano, maar kan ook prima op orgel worden gespeeld.
Hendrik Andriessen (1892-1981) was de leermeester van Albert de Klerk. Samen met Herman Strategier hebben ze veel betekend voor de koormuziek van de rooms-katholieke eredienst. Hun composities zijn zo geschreven dat ze voor kerkkoren prima te zingen zijn. Het Pater Noster van Andriessen is zo’n koorwerk. De koorpassages zijn over het algemeen homofoon. Kenmerkend in de muziek van Andriessen zijn de directe harmoniewisselingen die het werk een grote spanning geven. Het begint zeer mystiek. Gaandeweg wordt de dynamiek luider om halverwege terug te keren naar het mystieke. Het slot ‘verlos ons van het kwaad’ klinkt groots en majestueus.
Zelf ben ik geboren (1956) en getogen in de Hanzestad Zwolle. In de coronatijd heb ik acht koorwerken gecomponeerd waaronder in 2021 een Ave Maris Stella voor vierstemmig vrouwenkoor en cello. Ik droeg het op aan de vrouwen van het ZVE. Bij het schrijven van de cellopartij dacht ik aan Esther de Boer die mij diverse aanwijzingen gegeven heeft m.b.t. de mogelijkheden van de cello. Niet alleen gestreken noten, ook pizzicato (tokkelen) en flageoletten (hoge ijle tonen) komen voor in de cellopartij. Het werk opent met een inleiding voor de cello. Het daarin klinkende hoofdmotief komt regelmatig terug. De sopranen en alten zingen daarna een eenvoudige melodie, ondersteund door lange celloklanken. Diverse malen klinkt een cellosolo, maar veelal voegt de cello zich bij de vrouwen-stemmen. De slotregel is gelijk aan het begin, maar nu in alle verstilling eindigend op het woord ‘amen’.
Het concert eindigt met een vrolijk koorwerk van Herman Strategier (1912-1988). Zijn Sancta Maria, geschreven in 1943, is opgedragen aan Frans van Amelsvoort (1899-1975) en zijn koor van de St. Janbasiliek in ’s Hertogenbosch. Strategier was eveneens een leerling van Hendrik Andriessen. Ook zijn composities kenmerken zich, net als die van zijn leermeester, door homofone koor-partijen en directe harmoniewisselingen. De orgelbegeleiding is zeer verrassend en speels. De openingsmelodie voor de sopranen wordt aan het eind herhaald. Het feestelijke werk wordt majestueus afgesloten op de tekst Sancta Maria.
Graag tot ziens op één van de concerten.
Martien Hovestad