Scandinavische liederen
Samenzang is tot ver in de 20e eeuw nog een belangrijke bron van gemeenschappelijk vermaak geweest en het heeft er de schijn van dat samenzang in Scandinavië het beter uithoudt dan in Nederland. Zo was er tijdens de eerste corona lockdown in Denemarken dagelijks een ochtendlied op tv, waar de dirigent van een van de nationale koren na inzingoefeningen twee liederen uit het nationale repertoire zong. En ieder weekend was er prime time op zaterdagavond een samenzangprogramma met lockdownbijdrages van artiesten en Bekende Denen uit heel het land.
Het soort liederen waartoe ‘Sverige’ behoort, is een 19e eeuws fenomeen. In die tijd kwam met de ideologie van volk en eigen natiestaat ook het idee op dat de onvergankelijke nationale volksidentiteit zowel kon worden gevonden in oude, tot dan toe veronachtzaamde volksliedjes, als een boost kon krijgen met liederen die het eigene bezongen – en dat eigene werd vaak gezien in het typische van de eigen landstreek: “waar de blanke top der duinen schittert in de zonnegloed”.
Daarbij is er een verschil tussen Nederland en veel van de buurlanden: daar moest dat eenvormig eigene zich nog bewijzen. Waar de Nederlandse identiteit zich als Nederlandse identiteit vastzette in de zeventiende eeuw, bestaat België als land sinds 1837, Duitsland werd pas één land in 1871, en buiten Zweden en Denemarken, kwam onafhankelijkheid voor Noorwegen (1905), Finland (1918) en IJsland (1944) (veel) later. Dat zijn andere verhalen dan de officiële erkenning van De Nederlandse Republiek in 1648 en drie jaar onder Frans bewind in de 19e eeuw. Zang kan een belangrijke samenbindende activiteit zijn en in Scandinavië was dat meer het geval, en is daar meer mee gedaan.
In Nederland gaat wat er nog is aan nationale liederen over personen: Willem van Nassau, Piet Hein, Michiel de Ruyter (en van die laatste ken ik niet eens de melodie) en in de verkokerde Nederlandse samenleving hoef ik het clublied van Ajax of ‘De Internationale’ ook helemaal niet te kennen. Maar anderen kennen ‘De Zuiderzeeballade’ of ‘Oerend hard’ ook niet. Daartegenover heeft in ieder geval Denemarken in de vorm van het Folkehøjskolens Sangbog ook een soort nationale standaard voor liedjes en liederen; dit standaardzangboek wordt regelmatig geactualiseerd. Het heeft er de schijn van dat er daarbij een verbinding is gelegd tussen hoge en lage cultuur die in Nederland ontbreekt. Het is hier moeilijk om zonder knipoog werk van André Hazes (sr) te verdedigen.
Dat het in Nederland niet zo snel over de schoonheid van ons land gaat is ook niet zo gek: we wonen per slot bovenop onze eigen vulkaan, prachtig verwoord door Marsman:
En in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.
En terecht:
in ’t wilde water
is hij gebleven
in die novembernacht
voor veertig jaar
of
wordt de vreugde soms vermengd met droefenis
als een schip op zee gebleven is.
Albert van Dongen